vrijdag 15 mei 2020

Wat een zeiknummer

Muzikaal ben ik niet zo ver ontwikkeld. Begin deze eeuw kocht ik mijn laatste CD en daarna werden het playlists in Itunes en sinds een paar jaar Spotify. Steeds dezelfde. Ik luister ook niet écht, het is meer bedoeld om mijn niet-bezige hersenhelft te vermaken als ik aan het werk ben of een boek lees. Dat leverde in de loop van de tijd een paar rustige playlists op waar ik prima bij kan werken. 


Afgelopen week vroeg ik op twitter om nieuwe muziektips. Dat leverde een paar mooie ontdekkingen op, waar ik blij mee ben, zoals Josh Rouse, Ásgeir en Celine Cairo.


Andersom zal ik niet snel mijn mooiste nummers delen. Wel mijn gewone playlists, maar niet die zeldzame paar liedjes die ik echt ongelooflijk mooi vind, die me recht in mijn hart raken. Dat klinkt egoïstisch, maar dat heeft een reden. 


Al een tijd geleden gebeurde het dat een van mijn allermooiste liedjes op de radio was. 

Ik zei: ‘Dit is een van mijn allermooiste liedjes.’

Een niet nader te noemen persoon zei: ‘Wat een zeiknummer.’

Sindsdien kan ik mijn allermooiste liedje niet meer horen zonder er steeds doorheen: ‘Wat een zeiknummer. Wat een zeiknummer.’ 

Het heeft voor mij dat liedje echt verpest. Stom hè? Ja. Hartstikke stom. Maar hoe kan ik die opmerking on-denken?


Ik heb het ook met boeken, films, kunst, noem maar op. Eigenlijk alles wat mij echt raakt vind ik lastig om te delen. Omdat andermans’ mening eraan vast blijft pakken. Natuurlijk moet ik me er niets van aantrekken, maar dat lukt me gewoonweg niet. 


Ik hou het daarom allemaal lekker voor mezelf :-)


                                         





vrijdag 8 mei 2020

Tim heeft gebeld!!

Voor de jongeren onder ons en ter herinnering voor leeftijdgenoten en ouder: dit is hoe het vroeger ging. Ik heb het in dit specifieke geval over de eerste helft van de jaren negentig.


Niemand had een mobiele telefoon. In het studentenhuis waar ik woonde hadden we één vaste telefoon. Dat betekende dat je nooit wist of er iemand, en zo ja wie er voor je gebeld had totdat je thuis kwam. Onze medestudenten schreven een briefje met het gemiste bericht en hingen dat op je deur.


Je kon een hele dag naar Amsterdam zijn geweest, of gewerkt hebben bij van Dijk’s Boekhuis, of zelfs naar de academie zijn geweest, en al die tijd kon HIJ gebeld hebben. 

Dat was fijn. Je kon een hele dag denken: misschien heeft hij wel gebeld. 


Er was zoveel hoop in die dagen. 






Natuurlijk, hij kon ook niet gebeld hebben. Maar de hele dag had je die vage, verwachtingsvolle kriebel: misschien hangt er straks een briefje op mijn deur.


Uiteraard was er teleurstelling als er geen briefje hing. (Maar dan kon je nog denken: misschien was er niemand thuis, misschien had de ander geen pen of geen papier). Maar die uren stille hoop en verwachting kon niemand je meer afnemen. 


Nu zit er nog geen tel tussen een bericht en het lezen. Je weet het ook meteen als er géén bericht is. Er is geen gekmakende, lustopwekkende, gedachten-in-beslag-nemende, leren-omgaan-met-uitgestelde-vervulling meer. 


Is dat erg? Ik weet het niet. Het gaf wel meer rust. Je kon niet zien of iemand online was, er kwam een keer per dag post en als er niks bij zat, had je dus rust tot de volgende dag. 


Tijdens het opruimen voor de verhuizing kwam ik een hele doos met al die briefjes tegen. Of in elk geval een heleboel. Vijf jaar studentenhuis (boven de Zeeman in de Oudestraat in Kampen). Vijf jaar verliefdheden en uitmaaktroubles. 


Blijkbaar vond ik die briefjes zo waardevol dat ik ze bewaard heb. Er zit verhaal in. 


En hoe mooi kan een knipgedicht dat ik eerder maakte aansluiten op een blogje.


zaterdag 2 mei 2020

Ik ben er weer/nog

Vlak na mijn laatste blogje brak de coronacrisis uit. 


Nooit eerder werd zo duidelijk hoe ik op dit soort dingen reageer: ik klap dicht. Ik vet binnen. Ik praat er liever niet over, terwijl het nergens anders over ging. Ik sloot me op en af en keerde me naar binnen. En prompt blogde ik ook niet meer. Want erover schrijven - afgezien van dat ik dat niet wilde, wat zou het toevoegen aan alles wat iedereen er al zei? Bovendien werd ik er nauwelijks persoonlijk door getroffen.

En over andere dingen schrijven leek veel te triviaal.


De quarantaine vind ik niet zo erg. Als introvert ben ik al graag thuis en alleen, en zo ziet mijn leven er de laatste 20 jaar al zo ongeveer uit. Maar nu zelfs de laatste sociale verplichtingen zijn opgeheven red ik mij vooralsnog prima. 


Ik zie zelfs meer mensen dan normaalgesproken, zij het dan steeds dezelfde twee. Ik geloof eerlijk gezegd dat ik dat nog het lastigst aan de hele situatie vind: ik ben geen seconde meer alleen thuis. Ik heb ze enorm lief, die twee, maar ik heb het nodig om me af en toe een paar uur onbespied, ongehoord en onopgemerkt te wanen. 


Maar ik kom de tijd goed door, ook omdat ik het hartstikke druk heb. Er liggen maar liefst vooralsnog elf kinderboeken te wachten om door mij geïllustreerd te worden dit jaar, naast de terugkerende opdrachten. Eigenlijk te veel, maar ik kon met goed fatsoen geen nee zeggen (want leuk, want serie, want al maanden in de planning, want nieuwe opdrachtgever) en ik wil nog niet de minste schijn opwekken van klagen, als zoveel mensen hun baan kwijt zijn of slapeloze nachten hebben over de toekomst van hun bedrijf. 


Dus meer dan genoeg reden om elke dag uit bed te komen en aan de slag te gaan. Ik hou ervan. In zekere zin komt het juist goed uit dat al het andere nu weggevallen is. 

Helaas betekent het wel dat ik mijn tweede thriller tijdelijk op een zijspoor heb gezet, want hoewel daar geen deadline op zit geeft het me ruimte en rust om dat even niet ook nog van mezelf te moeten. Ik was al heel ver, en heb enorm veel zin om er straks mee verder te gaan. In mijn nieuwe werkkamer, want ohja, we kochten ook nog een huis. 


Al jaren maakte Funda deel uit van ons rondje internetten en vaak zagen we een tof huis, dat bij nadere beschouwing toch niet helemaal het onze bleek te zijn, of waar we niet allebei voor warm liepen.


Bij dit huis was dat anders. In de binnenstad, een oude stadsboerderij. Vrijstaand. We keken elkaar aan. We liepen er een paar keer langs (toen we het konden vinden, want het ligt nogal verscholen). We timeden: één minuut lopen vanaf onze zo geliefde IJssel. We boden, we onderhandelden, het lukte. 

Daarna brak de coronacrisis pas goed los en ik heb een paar slechte nachten gehad over de verkoop van ons huis. Onnodig. Het was binnen een week verkocht. 


Nu: opruimen, uitzoeken, weggooien. 


Ik ga door al mijn spullen om te zien wat ik mee wil nemen. Oh, de luxe van genoeg tijd om elk briefje, elk papiertje en elke tekening door mijn handen te laten gaan. 


Al dat verleden dat ik tegenkom gaat me niet in mijn koude kleren zitten. 

Ik droom heel intens deze tijd. Kaartjes van heel vroeger, agenda’s uit de jaren 80, briefjes in mijn vaders handschrift, kaartjes van mijn oma, kaartjes van jongens (Ik probeer je te vergeten - lukt niet X Bart*) (Werkelijk geen idee meer wie Bart is). Een hele doos vol deurbriefjes uit mijn studententijd (Tim* heeft gebeld!) en heel veel briefjes van mijn vriendinnen. Whatsapp uit de vorige eeuw. Veel schrijfsels van mijn 20-25 jarige ik. Dit bewaar ik natuurlijk allemaal. 


Uit al die dozen wasemde een sterk besef op: ik was toen ook iemand. 

Ik was jonger, anders, maar ik was iemand en ik zal altijd iemand zijn. Het sterkte me om het allemaal terug te zien, een kracht die zich ook naar de toekomst werpt. Ik weet nog heel goed hoe ik me toen voelde, en er zit iets in mij dat onveranderd is. Noem het mijn ziel.


Veel gaat natuurlijk ook weg. Schetsen voor tekeningen, (waarom heb ik die bewaard?) een stapel academiewerk, administratie (bankafschriften uit 1997, kassabonnen van jaren en jaren). Stapels tijdschriften uit begin deze eeuw, waarin een enkele illustratie van mij staat. Ik bewaar er een van elk. En ook bijna alle babykleertjes gaan weg, die ik in de hoop op een tweede had bewaard. Weg ermee. Naast een sluimerend gevoel van droefheid en verlies lucht het ook enorm op om zoveel naar de Kringloop te brengen. En van dingen waarvan ik de herinnering wel, maar de fysieke verschijning niet hoef te bewaren maak ik een foto. 

Ik word er alles bij elkaar nogal sentimenteel van. In dit huis heeft onze dochter leren lopen, we hebben er 14 jaar gewoond. De tijd gaat altijd voorbij, maar een ander huis markeert zo duidelijk een nieuwe periode. In ons volgende huis hopen we samen stokoud te worden. Dochter zal vanuit daar ons huis verlaten om op zichzelf te gaan wonen. Zelfs ons pensioen, of in elk geval dat van hem, zullen we daar hopelijk beleven (ik ben zelf van plan om door te gaan tot mijn 90e of zolang ik gezond blijf). 


Veel voer voor blogjes, dacht ik, en ergens toen kwam de wens om weer te bloggen terug. 


Tussen al het werk vond ik een stapeltje knipgedichten, die ik zo’n tien jaar geleden gemaakt heb. Ik was ze vergeten, maar vind ze zo leuk dat ik ze op instagram plaats. De reacties zijn zo aanmoedigend, dat ik besloot om er weer af en toe eentje te maken. 


Er is weer ruimte om te schrijven.


*de namen zijn gefingeerd:-)