Lang geleden, en dan bedoel ik ook echt heel erg lang geleden, was ik verliefd. Het was op een jongen met een brommer. Ik heb hem nooit aan durven spreken, hij wist waarschijnlijk niet eens dat ik bestond.
Jaren later, ik was al getrouwd en moeder, was ik met een vriendin in een kroegje in Zwolle. En daar stond die jongen. Hij herkende me als afkomstig uit dezelfde woonplaats en we raakten aan de praat. Ik had genoeg biertjes op en voelde me zelfverzekerder dan ooit. En ik durfde.
‘Weet je,’ schreeuwde ik boven de muziek uit. ‘Vroeger was ik verliefd op je.’
‘Echt waar?’ schreeuwde hij terug.
Ik knikte. ‘Elke keer als ik een brommer hoorde, hoopte ik dat jij het was.’
‘Dat wist ik helemaal niet!’ riep hij en hij keek er wat teleurgesteld bij.
‘Echt waar?’ schreeuwde hij terug.
Ik knikte. ‘Elke keer als ik een brommer hoorde, hoopte ik dat jij het was.’
‘Dat wist ik helemaal niet!’ riep hij en hij keek er wat teleurgesteld bij.
De volgende ochtend dacht ik: mijn hemel, heb ik het écht tegen hem gezegd? Nou ja, stelde ik mezelf gerust: als hij net zoveel gedronken had als ik, dan weet hij het vast niet meer. Bovendien zag ik hem waarschijnlijk nooit meer.
Maanden later was ik weer in die kroeg. En tot mijn schrik zag ik die jongen weer. Met succes ontweek ik hem enige tijd, tot hij plotseling naast me stond en naar me grijnsde.
Hij kwam met zijn gezicht naar mijn oor en riep: ‘Ik ben op de brommer.’
Hij kwam met zijn gezicht naar mijn oor en riep: ‘Ik ben op de brommer.’
(eerder gepubliceerd - illustratie: Iris Boter)