Op het journaal zag ik een stukje over de zorgrobot.
Een paar jaar geleden had ik er al eens van gehoord, maar toen dacht ik nog dat het een grap was of een gedachtenexperiment. Ik geloofde niet dat het er echt van zou komen.
Wel dus. Een verzorgingshuis had een ‘Sara’ aangeschaft en niet alleen het personeel, maar ook de bewoners waren er tevreden over. Sara vermaakt ouderen door met eindeloos geduld liedjes en filmpjes te laten zien, oefeningen te doen en een praatje te maken.
Een oudere bewoonster gaf aan dat ze graag breit en leest. Dat kan Sara niet, maar ze stond er naast en vroeg af en toe hoe het ging.
Ik snap heel goed dat verzorgenden geen tijd hebben om twintig keer hetzelfde filmpje met een bewoner te kijken of ernaast te zitten als iemand een sok breit. De bewoners zelf vonden het interessant en vermaakten zich goed. Toch had ik een dubbel gevoel na het zien van de uitzending. Waar gaan we naartoe als gewone zorg of aandacht overgenomen wordt door robots? Is een robot die vraagt hoe het met je gaat hetzelfde als wanneer een ander mens dat doet? Is het niet heel triest dat we menselijke aandacht vervangen door die van een machine? Hoe goed de resultaten ook mogen zijn, mensen moeten toch voelen dat ze in feite voor de gek worden gehouden. Of zou het de ideale oplossing zijn voor problemen waar we in de toekomst nog veel vaker mee te maken zullen krijgen?
In mijn geestesoog zag ik ons over een paar jaar al zitten, allemaal alleen op onze eigen kamer, met allemaal een Sara of een Rob, die ons voorgeprogrammeerde vragen stelt. En allemaal zo eenzaam als de pest.
Maar toen dacht ik: eigenlijk is het al zover. Misschien moet ik Sara meer zien als een mobieltje. Zodra de verveling maar een moment toeslaat, in de trein, in de wachtkamer of in de rij bij de supermarkt, pakken veel mensen reflexmatig dat vermaakapparaat om een spelletje te doen of een filmpje te kijken. Vaak ten koste van een praatje met een ander mens.
Het verschil met een zorgrobot is dat we dit onszelf aandoen. Maar ik vind het net zo triest.
zondag 23 februari 2020
zondag 16 februari 2020
Net als in de film...
Ik zit bij een theatergezelschap (waarover later meer). Een van ons had in de krant gezien dat er figuranten gezocht werden voor een film. De opnames zouden plaats vinden in het voormalig ziekenhuis in Emmeloord. Ze zochten patiënten en lijken.
Dat leek me wel wat! Ik gaf me op en werd uitgenodigd. Mijn dochter wilde ook graag mee, maar zij werd niet uitgenodigd, want er waren er genoeg. Op een zaterdagochtend om half acht moest ik me melden bij het ziekenhuis. Het was in de zomer. Er waren een stuk of 20 figuranten en net zoveel cameramensen, assistenten en regisseurs. Sommige van de figuranten hadden het al veel vaker gedaan en liepen zoveel mogelijk opnames af. In de film was er sprake van een grootschalige vergiftiging en tientallen, honderden mensen waren het slachtoffer. De scene van die dag was een hectische toestand in het ziekenhuis met rennende verpleegkundigen en stervende mensen. We werden gekleed en geschminckt en we kregen instructies. Ik moest struiptrekkend doodgaan. Ik werd wit gemaakt en kreeg baking soda met citroen in mijn mond, waarna je vanzelf gaat schuimbekken. Ook kreeg ik nepbloed in mijn mondhoeken. Anderen kregen nepkots (kwark met verkruimelde koekjes). We werden in een wachtkamer gezet en toen konden de opnames beginnen, eerst zonder draaiende camera om te zien of het praktisch haalbaar was. Daarna werd er echt gefilmd. Een cameraploeg van zo’n vijf mensen volgde de actrice, die verbijsterd in de wachtkamer moest kijken (en dat heel goed deed, alle acht keer). De regisseur veranderde nog wat, de jongen met de nepkots moest overtuigender kotsen. Een jongetje moest in paniek zijn opa door elkaar schudden. Het moest wel zo'n acht keer opnieuw en het werd vanuit verschillende hoeken gefilmd.
Ik was vooral onder de indruk van de ernst waarmee het hele team de scene maakte en de aandacht voor de details. Met zo’n veertig man zijn we de hele ochtend in de weer geweest. Aan het eind moesten we nog wat kreunende geluiden maken en paniekerig gillen, om later onder de beelden te monteren.
Daarna kregen we broodjes en koffie, en de helft van de figuranten mocht naar huis, waaronder ik. De andere helft ging door tot half zeven ‘s avonds. Ik vond het heel bijzonder om mee te maken. Pas eind januari was de film op televisie: King of the Road. Ik kon niet wachten tot hij uitgezonden werd en nam een proefabonnement op NPO-Start om de scene alvast te bekijken. Die zit helemaal aan het eind en duurt ongeveer 50 seconden. Minder dan een seconde ben ik zelf in beeld te zien. (1:33.21 om precies te zijn). De meeste andere figuranten zitten er niet meer in. Ook niet het paniekerige jongetje dat om zijn opa schreeuwt. Allemaal gesneuveld op de montagetafel. Wat een werk voor zo weinig beeld! Sommige andere figuranten waren er de hele dag en zijn toch niet te zien. En toch is het nodig, dat begrijp ik wel.
Maar zelfs al zou ik helemaal niet in de film te zien zijn, dan nog had ik het niet willen missen. Het levert trouwens 35 euro per dag per persoon op. Nog een keer Ik was zo enthousiast dat ik de site waar ze figuranten zoeken nauwlettend in de gaten hield en na een tijdje was het raak. Ze zochten mensen voor de serie ‘Vliegende Hollanders’. De opnames vonden plaats op vliegveld Lelystad. En dochter en ik mochten samen komen! Alleen al daarom was het zo mogelijk nog leuker en bijzonderder. We werden in jaren 30-stijl gestyled. Oorbellen en stappenteller moesten af. Dochter werd gevraagd niet te lachen vanwege haar beugel. Er werden twee scenes opgenomen. In de ene moesten we langs het vliegveld lopen en geanimeerd praten (terwijl Fedja van Huêt, Daan Schuurmans en Anniek Pheifer het vliegveld op kwamen lopen). Ook dit moest zeker tien keer opnieuw. We kregen goed te eten en te drinken. Als iedereen er ‘jaren dertig’ uitziet schept dat al snel een band en de sfeer was heel gezellig. Ik herkende sommige figuranten van de vorige keer.
De tweede scene werd opgenomen in een spiegelzaal, tijdens een feestje met muziek. Er stond een band nep te spelen (‘is er iemand die gitaar kan spelen of net kan doen alsof?’ werd er omgeroepen). We moesten dansen of praten. Een man naast me wilde niet dansen dus we gingen praten. Tien keer opnieuw hetzelfde nepgesprek, ik was doodmoe op het laatst. Een van mijn theatergenoten had zelfs een edelfigurantenrol en wisselde een paar woordjes tekst met de genoemde acteurs. Pas om half tien ‘s avonds was het klaar en mochten we naar huis. Doodmoe. Deze serie wordt in oktober uitgezonden. Ik ben benieuwd wat er van de twee scenes te zien is. Hier alvast de trailer: https://youtu.be/_3F-6CMDLgQ
Dat leek me wel wat! Ik gaf me op en werd uitgenodigd. Mijn dochter wilde ook graag mee, maar zij werd niet uitgenodigd, want er waren er genoeg. Op een zaterdagochtend om half acht moest ik me melden bij het ziekenhuis. Het was in de zomer. Er waren een stuk of 20 figuranten en net zoveel cameramensen, assistenten en regisseurs. Sommige van de figuranten hadden het al veel vaker gedaan en liepen zoveel mogelijk opnames af. In de film was er sprake van een grootschalige vergiftiging en tientallen, honderden mensen waren het slachtoffer. De scene van die dag was een hectische toestand in het ziekenhuis met rennende verpleegkundigen en stervende mensen. We werden gekleed en geschminckt en we kregen instructies. Ik moest struiptrekkend doodgaan. Ik werd wit gemaakt en kreeg baking soda met citroen in mijn mond, waarna je vanzelf gaat schuimbekken. Ook kreeg ik nepbloed in mijn mondhoeken. Anderen kregen nepkots (kwark met verkruimelde koekjes). We werden in een wachtkamer gezet en toen konden de opnames beginnen, eerst zonder draaiende camera om te zien of het praktisch haalbaar was. Daarna werd er echt gefilmd. Een cameraploeg van zo’n vijf mensen volgde de actrice, die verbijsterd in de wachtkamer moest kijken (en dat heel goed deed, alle acht keer). De regisseur veranderde nog wat, de jongen met de nepkots moest overtuigender kotsen. Een jongetje moest in paniek zijn opa door elkaar schudden. Het moest wel zo'n acht keer opnieuw en het werd vanuit verschillende hoeken gefilmd.
Ik was vooral onder de indruk van de ernst waarmee het hele team de scene maakte en de aandacht voor de details. Met zo’n veertig man zijn we de hele ochtend in de weer geweest. Aan het eind moesten we nog wat kreunende geluiden maken en paniekerig gillen, om later onder de beelden te monteren.
Daarna kregen we broodjes en koffie, en de helft van de figuranten mocht naar huis, waaronder ik. De andere helft ging door tot half zeven ‘s avonds. Ik vond het heel bijzonder om mee te maken. Pas eind januari was de film op televisie: King of the Road. Ik kon niet wachten tot hij uitgezonden werd en nam een proefabonnement op NPO-Start om de scene alvast te bekijken. Die zit helemaal aan het eind en duurt ongeveer 50 seconden. Minder dan een seconde ben ik zelf in beeld te zien. (1:33.21 om precies te zijn). De meeste andere figuranten zitten er niet meer in. Ook niet het paniekerige jongetje dat om zijn opa schreeuwt. Allemaal gesneuveld op de montagetafel. Wat een werk voor zo weinig beeld! Sommige andere figuranten waren er de hele dag en zijn toch niet te zien. En toch is het nodig, dat begrijp ik wel.
Maar zelfs al zou ik helemaal niet in de film te zien zijn, dan nog had ik het niet willen missen. Het levert trouwens 35 euro per dag per persoon op. Nog een keer Ik was zo enthousiast dat ik de site waar ze figuranten zoeken nauwlettend in de gaten hield en na een tijdje was het raak. Ze zochten mensen voor de serie ‘Vliegende Hollanders’. De opnames vonden plaats op vliegveld Lelystad. En dochter en ik mochten samen komen! Alleen al daarom was het zo mogelijk nog leuker en bijzonderder. We werden in jaren 30-stijl gestyled. Oorbellen en stappenteller moesten af. Dochter werd gevraagd niet te lachen vanwege haar beugel. Er werden twee scenes opgenomen. In de ene moesten we langs het vliegveld lopen en geanimeerd praten (terwijl Fedja van Huêt, Daan Schuurmans en Anniek Pheifer het vliegveld op kwamen lopen). Ook dit moest zeker tien keer opnieuw. We kregen goed te eten en te drinken. Als iedereen er ‘jaren dertig’ uitziet schept dat al snel een band en de sfeer was heel gezellig. Ik herkende sommige figuranten van de vorige keer.
Hier mocht ze wel lachen gelukkig :-) |
De tweede scene werd opgenomen in een spiegelzaal, tijdens een feestje met muziek. Er stond een band nep te spelen (‘is er iemand die gitaar kan spelen of net kan doen alsof?’ werd er omgeroepen). We moesten dansen of praten. Een man naast me wilde niet dansen dus we gingen praten. Tien keer opnieuw hetzelfde nepgesprek, ik was doodmoe op het laatst. Een van mijn theatergenoten had zelfs een edelfigurantenrol en wisselde een paar woordjes tekst met de genoemde acteurs. Pas om half tien ‘s avonds was het klaar en mochten we naar huis. Doodmoe. Deze serie wordt in oktober uitgezonden. Ik ben benieuwd wat er van de twee scenes te zien is. Hier alvast de trailer: https://youtu.be/_3F-6CMDLgQ
Abonneren op:
Posts (Atom)