dinsdag 3 september 2019

Verdrietig

Ik heb erg leuk werk, al zeg ik het zelf. Ik doe wat ik het liefste doe en krijg er zelfs voor betaald.
Maar zoals denk ik iedereen word ik soms gekweld door de gedachte dat het allemaal niet zoveel voorstelt. Niet echt. Niet op wereldniveau.
Die kinderboeken en zo’n thriller, dat is allemaal leuk en aardig, maar het is ook ijdeltuiterij. Het is niet echt nodig. Natuurlijk zijn boeken en illustraties erg belangrijk, maar niet specifiek die van mij.
Een tijd geleden was ik op een dagopvang voor peuters en kleuters met taal- en spraakmoeilijkheden. Ze gebruiken daar een methode waarvoor ik de illustraties heb gemaakt. Ik zou meer illustraties gaan maken en voor overleg was ik daar uitgenodigd. Ik mocht een uurtje meedraaien in de klas met jonge kinderen – 3,4 jaar oud.
Ik zag al meteen dat mijn dagritmekaarten er aan de muur hingen. Dat vond ik leuk en het leek me handig.
‘Ze worden elke dag gebruikt,’ vertelde een pedagoog me. ‘Het is het eerste waar ze naar kijken.’
Toen de kinderen even vrij mochten spelen, gebeurde er iets wat mijn ogen opende.
Een jongen en een meisje botsten tegen elkaar aan en moesten allebei hartverscheurend huilen. Het jongetje liep naar het prikbord met daarop emotiekaarten – door mij getekend. Hij pakte het kaartje met een huilend gezichtje en gaf het aan de pedagoog.
‘Jij bent verdrietig,’ zei ze. Daarna pakte het jongetje het kaartje met een bang gezichtje en gaf het aan het meisje.
‘Ben jij bang?’ vroeg de pedagoog aan het meisje. Ze pakte het kaartje niet aan en wees naar het huilende gezichtje.
‘Ah, jullie zijn allebei verdrietig,’ zei de pedagoog.
Daarna was het klaar en speelden de kinderen verder.
‘Ze kunnen het niet zeggen,’ zei de pedagoog. ‘Maar wel aanwijzen. Die kaartjes gebruiken we de hele dag door. Het is hun houvast.’
Ik was diep onder de indruk. Dat kunnen illustraties dus doen.
En nee, dat het specifiek mijn illustraties waren deed er totaal niet toe. Maar ze waren het toevallig wel.