zaterdag 23 maart 2013

Hoe ik iets vond en daardoor ontdekte dat ik iets kwijt was

De tijd op de kunstacademie in Kampen was de spreekwoordelijke tijd van mijn leven. Nooit leerde en leefde ik meer.

Daarna volgde een man, een baan, en een kind en een groot huis.

Een groot huis heeft een groot nadeel: je verzamelt veel rotzooi. Omdat het kan.
Achter het schot op mijn grote werkzolder staan dozen vol kunstacademiewerk. Gelukkig deed ik illustratie, geen beeldhouwen:-)

Onlangs besloot ik er paar dozen uit te zoeken, op mijn dooie gemak.
 



 Het werk verraste me. Weliswaar zou ik veel dingen nu anders doen, maar veel vond ik toch best goed.

Sterker nog: ik ontdekte iets. In al die honderden tekeningen zag ik iets, wat ik nu kwijt ben.
Een losheid, iets frivools. Iets wat kinderen ook hebben: lol. De lol van het tekenen zelf, niet in het eindresultaat, want daar kijken ze zelden meer naar om.

Al lang teken ik niet meer ‘voor de lol’. Ik vind illustrator zijn geweldig, begrijp me goed, en ik zou nooit iets anders meer willen doen naast het schrijven.
Maar ik teken altijd in opdracht, en altijd met een bepaald concreet doel voor ogen. Een boek, een kalender, een website. Hier moet het over gaan, dit is de doelgroep, het moet dat en dat formaat en dan en dan af.
En ik vind dat echt, oprecht leuk.
Maar het gaat nooit meer om het tekenen zelf, om het ontdekken, om de lol van het doen. Om mijn lol.

Ik zou dat natuurlijk zelf kunnen doen, in mijn eigen tijd, zonder opdracht. En weet je, ik doe het soms ook. Zomaar even iets proberen, of iets schetsen. Maar ik ben iets kwijt. Iets lossigs, iets frivools. Lol. Ik ben te streng voor mezelf. Ik zie alle technische oneffenheidjes, ik zie scheve verhoudingen, composities die uit verhouding zijn. Ik merk het zelfs als ik een kleurplaat teken voor de schoolkrant, of een krabbeltje voor m’n dochter. Het moet Goed. Het moet Perfect. Het lijkt wel of ik niet anders meer kan. Tja, dat gaat ten koste van de lol.

Ik vond ook schrijfsels terug. En ook daar zag ik het: afgrijselijke teksten vol bombastisch zelfmedelijden, maar wel met een lef en een eigenheid waar ik met terugwerkende kracht van denk: wat jammer dat ik dát kwijt ben.

Daar is vast een naam voor. Dat je weliswaar technisch beter wordt, maar daardoor een bepaalde vrijheid verliest. Ik heb het acteurs ook wel eens horen zeggen, en schrijvers. Je bent na je eerste boek geen beginneling meer, en die naïviteit, die argeloosheid die je boek of tekening of kunstwerk zo treffend maakte, ben je voorgoed kwijt. Daarvoor heb je teveel geleerd.

Herkent iemand dit? En wie weet hoe dat heet?


zaterdag 16 maart 2013

De club van woorden die niet mogen


DCVWDNM

Je zal maar een woord zijn dat niet mag
zoals *** of ****.
Iedereen kijkt boos als ze je horen
wie **** zegt moet in de hoek of op de gang.

Ik hoorde van iemand die ****** zei
die moest zijn mond spoelen met zeep.

Een jongetje uit Abberdam zei ***
en toen werden zijn lippen op elkaar geniet.

Ergens zei iemand per ongeluk ***
en zij was meteen haar baan kwijt.

Dat is best onrechtvaardig
want deze woorden mogen er ook zijn.

Dus is opgericht:
De Club Van Woorden Die Niet Mogen

Iedereen mag hier van zich laten horen.
je mag helemaal je lelijke zelf zijn
zonder schroom en zonder kwaaie blikken
je hoeft niet vroeg naar bed en
ook geen zakgeld terug te geven.

Op het eerste clubfeest was 't meteen al raak:

Wat zei je? zei *** tegen ***.
Nee, zei ***. Ik riep ***, die achter je zit .
Wat? ***? Je bent zelf een ***!
En een hele dikke ******.
Let op je woorden ***, zei ****.
Wat de **** zijn we aan het doen?
**** omdat ******* ***
**** dus ****
**** *!! ****!!!
*** **** nog aan toe.
*** **** **** *****
**** ********

DCVWDNM bestaat niet meer.

maandag 4 maart 2013

Wat eten we vanavond?

Laat mij een boek schrijven, een lezing geven voor 400 kinderen of 900 tekeningen maken voor een logopedieboek. Ik schud het zo uit mijn mouw.
 
Wat mijn leven een, zeg maar, extra uitdaging geeft, ligt op een heel ander vlak: de dagelijkse maaltijd. Ik ben gezegend met een man die graag en goed kookt, in het weekeind. Door de week ben ik de klos.
 
Zo halverwege de middag dringt de vraag zich op: Wat eten we vanavond? Mij zonder lijstje een supermarkt insturen staat gelijk aan een acute burnout door keuzestress. Dus ik neem een kop koffie en kauw op mijn pen.
Wat eten we vanavond is een vraag waar je niet zomaar uit bent als je zoals ik enigszins verantwoord in de wereld wilt staan: het moet biologisch, fairtrade, bewust, flexitarisch, vers en puur zijn, met zo weinig mogelijk toevoegingen, bewerkingen, verpakkingsmateriaal en vliegkilometers.
 
Als we dat allemaal gehad hebben moeten we de voorkeuren van de huisgenoten erbij optellen en aftrekken. Daarnaast moet het ook nog eens budgettair niet te bezwarend zijn. En mijn persoonlijke wensen liggen in de 'eenvoudig en snel' sfeer.
 
Je zou zeggen dat er zo weinig overblijft dat de keuze snel is gemaakt. En ja, dat is ook zo.
Gisteren.
Maar een mens moet óók nog eens afwisselend eten. Dus wat eten we vanávond?
 
Het meest ga ik gebukt onder de zelfdoe-maffia die dicteert: Alles Zelf Maken. Vanaf de basis. Likje mosterd op je zelfgedraaide kaas? Eerst mosterdzaadjes planten. Dat idee.
 
Ik heb eens een kookboek weggegooid omdat er in stond: De pasta? Vooruit. Die mag je voor één keertje vers kopen, maar líever maak je die natuurlijk zelf.
 
Mensen, ik brei mijn eigen trui toch ook niet?
 
Man en kind komen thuis, ik kan beginnen. Tijdtechnisch gezien had ik al begonnen moeten zijn, maar er is wordfeud, een telefoontje van een opdrachtgever, een mailtje dat beantwoord móet worden, twitter, facebook, krant, poep aan schoen.
 
De kaasburgers uit de diepvries (want ook dat staat op mijn lijstje: Dingen Binnen Drie Jaar Uit De Diepvries) zitten aan elkaar vast. In de pan wordt de buitenkant al zwart terwijl de binnenkant nog bevroren is. Als ze in de magnetron verder ontdooien, vergeet ik een deksel op de schaal te leggen en ik negeer de *plof* die na enkele minuten hoor, want ik ben bezig om aardappelschijfjes los te wrikken van de bodem van de pan.

De groente moet veel langer koken dan ik dacht en de vissticks die ik dochter beloofde zijn op, de saus blijkt niet in de pan te passen als ik de helft er al in gegoten heb, er valt een pot appelmoes in duizend stukken op de grond (leeg? Wat denk je zelf?) en het toetje blijkt houdbaar tot de 7e in plaats van de 17e.
 
Laten we veronderstellen dat het uiteindelijk toch lukt: Alles is tegelijk warm en gaar. Met mijn stralendste glimlach zwier ik de pannen op tafel, steek kaarsen aan en schep mijn hongerige huisgenoten op.
 
De ene heeft het binnen drie minuten op. De ander mummelt drie kwartier en vist zorgvuldig onbekende stukjes uit het eten.
 
 
En dit allemaal in het besef dat deze cyclus zich binnen 24 uur zal herhalen. 
 
Is er al een bezorgservice voor fairtrade, gezonde en flexitarische maaltijden met vissticks? Ik meld mij meteen aan.
Als ie tenminste niet uit Kenia of Egypte hoeft te komen:-)

(een volgende keer een stuk over het fenomeen boodschappen doen, wat een andere aanslag op mijn levensgeluk doet. Heb het nu vanwege de lengte buiten beschouwing gelaten.)