woensdag 31 juli 2013

Onze vakantie: een antropologische studie

Wij zijn niet zo goed in vakantie regelen. Meestal weten we een paar dagen van te voren nog niet wat we gaan doen. Dit jaar boekten we maar liefst 6 weken van te voren een camping op aanraden van  een collega van de Man. 

De camping was op z'n zachtst gezegd niet helemaal ons ding. Te druk, te vol, iedereen stond hutje mutje en 's avonds na de bingo bonkte de dreunende bas van de disco over het park: de hartslag van de camping. We vergaten helemaal dat we in Duitsland zaten: alles en iedereen was Nederlands. Hadden we daar - voor ons doen   - zo'n eind voor gereden?

Maar ons kind maakte massa's vriendinnen en mocht alleen naar het zwembad, dus wij kwamen helemaal aan onze rust toe. Ze won een CD van Johnny Valentino, die live optrad. Elke keer als we boodschappen haalden bij de Lidl of ergens anders naar toe reden moesten we die natuurlijk draaien. We kunnen er dus niets aan doen dat we een paar van zijn liedjes, waaronder de megahit  "laat je lekker gaan" woordelijk mee kunnen zingen.


Onze stacaravan stond pal naast een pad richting het toiletgebouw, wij rekenden uit dat we zo'n 1000 gasten per dag voorbij zagen komen, die stuk voor stuk konden zien wat wij aten en lazen. Een beetje zoals een exotische diersoort in de dierentuin zich moet voelen.

Toen we eenmaal besloten hadden om ons verblijf te zien als een antropologische studie, werd het allemaal een stuk vermakelijker. 

Het was veel te warm om ook maar iets anders te doen dan met de voeten in een emmer koud water boeken te lezen. En dat deed ik dus ook. Ik las niet alleen boeken, maar ook een enorme stapel tijdschriften die we mochten lenen van de camping-leen-bieb.

Aan mijn eigen definitie van vakantie kwam ik dus meer dan ooit toe: lezen en lekker eten terwijl man en kind zich ook vermaken.





De eerste paar dagen gierde het nog wat rond in mijn hoofd, de inspiratie liet me niet los: ik schreef nog wat, ik bedacht nog wat. Maar naarmate de vakantie vorderde en de temperatuur toenam, kwam er ook in mijn  hoofd rust en las ik alleen nog maar de relatieproblemen uit de Flair en de interviews in de Linda. Bij het inpakken op de laatste dag vond ik onderin mijn tas een mapje: mijn nieuwe verhaal dat ik voor vertrek uitgeprint had, met het idee dat ik daar zeker nog aan zou werken. 

Geen letter. 

Goed he?



vrijdag 19 juli 2013

Wat lome dagen doen

Vakantie is voor mij: een enorme stapel boeken lezen en lekker eten. 

Meer niet. En als de man en het kind zich ook vermaken, heb ik niets meer te wensen. Ik hoef geen hoge bergen te beklimmen of op hete campings te hangen.

Helemaal verdwijnen in een boek is wel lastig als je zelf schrijft. Het is als de kok die ergens eet en zich voortdurend afvraagt wat er in het gerecht zit en hoe dat klaargemaakt is, en wat hij er zelf van vindt. 

Erg? Aan de ene kant wel, want ik word steeds kritischer. Aan de andere kant stijgt mijn waardering voor goed geschreven boeken kwadratisch. Omdat ik weet hoe moeilijk het is. 

Zo las ik onlangs Perfecte Stilte van Thomas Verbogt. Mooi en licht geschreven, maar ik kreeg een klap na, toen ik me realiseerde wat ik nou eigenlijk gelezen had. En ik las 'twee meisjes' van Siska Goeminne. Ontroerend mooi, klein verhaal. De kracht van de eenvoud.

Ik schreef het al eerder, maar nergens krijg ik meer inspiratie van dan van lezen. Dat is fijn, maar wakkert soms ook zo de schrijflust op, dat ik er onrustig van word. En dat terwijl ik me voorgenomen heb even niks te schrijven. 

En dan staat mijn ipad ook nog vol met boeken uit de vakantiebieb-app (aanrader!)
Maar juist in deze lome dagen krijgen (eerlijk gezegd denk ik: nemen) ideeën de ruimte. Het kan iets zijn wat dochterlief zegt, (ze wilde bijvoorbeeld ongebruikte woorden op Marktplaats zetten)  of iets wat ik hoor of zie (er lopen twee mannen over straat met een deur. Stel dat je daar doorheen kunt en in een andere wereld terechtkomt) of zomaar een gedachte die de kop opsteekt (een workshop vrienden kleien) en er zit alweer een nieuw boek in mijn hoofd. 

Ik heb me er bij neergelegd en ga de zomer tegemoet met een stapel boeken en mijn notitieboek. En mijn blote voeten op tafel.


zondag 14 juli 2013

Stoer Wijf


Zo af en toe kijkt De Man wel eens zo'n overlevingsprogramma, waarin een andere Stoere Man laat zien hoe hij in de jungle overleeft door levende kikkers te eten en hangend aan een touw te slapen ((tegen leeuwen en slangen). Of een die vrijwillig zes weken op een onbewoond eiland leeft met alleen een nagelknipper. (En een camera die het al die tijd doet). Met uitpuilende hongerogen laat hij zien hoe je vuur maakt met twee stokjes en hoe je dauw absorbeert met je overhemd zodat je dat overdag kunt drinken.

Kicken!

Het zal wel een oerdingetje zijn, want Man vindt dat leuk om te kijken, maar ik kan alleen maar heel praktisch denken: waarom eet die man halfrauwe spinnenkoppen als je ook noten of bessen kunt eten? En als hij in zo'n muffe olifantenkeutel bijt, of een slakkenhuisje leegpeutert, dan zit die cameraman vast aan een Big Mac. 
Want ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er vaak een tweede persoon bij is die alles opneemt. Hoe kun je jezelf anders opnemen als je met ware doodsverachting aan je schoenveter een kolkende rivier vol krokodillen overzwiert? En hoe komt die camera anders aan de overkant?


Maar de voornaamste vraag waarmee ik Manliefs kijkplezier vergal, maar die ik toch niet voor me kan houden is: Waarom dóet zo'n man dat? Hij hoeft dat toch niet te doen? Wat wil hij bewijzen? Als hij het zat is, kan hij bellen en wordt hij gehaald en krijgt hij vitaminepillen en kusjes. Niks oerinstinct. Niks afzien.

Watje. 

Vanmiddag schoot opeens door mijn hoofd: ik doe precies hetzelfde. Ik schrijf steeds een boek, ik kan het niet laten. Maar waarom doe ik dat toch? Ik hóef dat toch niet te doen? Wat wil ik bewijzen? Er zijn al zo allemachtig veel boeken, wat voegt mijn gedoe nog toe? Een dik jaar werk, veel gezucht en gesteun, niet eens uitgenodigd bij De Wereld Draait Door, niet in de Playboy en minder verdiensten dan wanneer ik al die tijd vakken had gevuld. 
En toch wil ik het. Omdat ... ik het wil. Net als die Stoere Man. 

En ik kan nog niet eens iemand bellen om me hiervandaan te halen. 


zaterdag 6 juli 2013

Pen of toetsenbord?


Een notitieboek is onmisbaar voor iemand die schrijft.

Ik heb er tientallen, want wegdoen kan ik ze niet en ik heb ook onbeschreven, omdat ze mooi zijn, of voor je weet maar nooit. Ik zie mezelf dan schrijven in café's of langs de IJssel of in de trein. En dat doe ik ook, maar het zijn altijd aantekeningen, schetsen, invalletjes, ideeën.

Pas als ik achter het beeldscherm zit en mijn vingers op het toetsenbord zet, voelt het als echt schrijven. Het onpersoonlijke van de Arial of de Times heb ik nodig om de woorden te zien zoals ze zijn: als woorden.

Als ik ze zelf schrijf, zijn ze nog teveel van mij, en kan ik het geschrevene niet lezen alsof het al zelfstandig is.

Ik vind dat soms best jammer, ik zou eindeloos willen schrijven langs de IJssel of in een café, maar schrijven in een notitieboek voelt nog teveel als schetsen, als vrijblijvend. Ik maak de zinnen niet af, want 'dat doe ik thuis wel' en schrijf veel vager en slordiger omdat ik weet dat ik het toch nog over moet typen. Daardoor kost het me meer moeite om in het verhaal te komen.

Gek vind ik dat. Waarom zou ik niet meteen voor het echie schrijven? Er zijn schrijvers die hun hele boek op papier schrijven en het zelf of door iemand anders laten overtypen.
En het is ook handig, want je kunt overal schrijven en het kost geen stroom of ruimte.

Ik vind het een vreemde gedachtenkronkel van mezelf die ik niet kan verklaren.



Mijn huidige notitieboek vol losse papiertjes en met verschillende afdelingen voor verschillende projecten, gescheiden door paperclips.

Schrijf jij liever op papier of op je computer? En waarom?


vrijdag 5 juli 2013

Gooi open dat hoofd!


Je kunt niet in je hoofd tekenen. Niet écht.
Denken kan, je verbeelden, alles voor je zien.
Maar niet tekenen. Dat kan alleen met een potlood of een pen op papier.

Je kunt niet in je hoofd schrijven. Niet écht.
Denken kan, je verbeelden, alles voor je zien.
Mooi, mooier nog dan het ooit zal worden, misschien.
Maar schrijven is het niet.

Daar heb je echte woorden voor nodig, zwart op wit, op scherm of op papier.





Dus pak die pen, grijp dat toetsenbord. En begin.