Op vrijdagmiddag begon ik wat te kuchen en te snotteren.
Op vrijdagavond kreeg ik een mail van school: bij dochter in de klas was iemand positief getest. Dichterbij was het nog niet geweest.
Ik kuchte ervan.
Even afwachten, dacht ik maar. Me de kop niet gek laten maken. Nog niet.
Op zaterdag snotterde ik nog steeds. Ik ging de straat niet op, mijn gezinsleden deden boodschappen. Ze kwamen niet bij me in de buurt. Die avond zaten zij op de bank, ik op de stoel ertegenover. Geen welterustenkus. Geen knuffel.
Nog een nachtje, dacht ik. Wie weet is het morgen over.
Dat was niet zo.
Voelde ik daar niet ook iets in mijn keel? En die lichte kramp in mijn borst, waren dat niet mijn longen?
Maar was het erg genoeg? Ik had niet alle symptomen. Maar stel dat het wel zo was? En manlief morgen weer aan het werk ging?
Ik heb zelf nauwelijks fysieke contacten buitenhuis deze tijd, dus ik kon makkelijk weken binnenblijven. Maar dat kon ik niet van dochter en man verwachten. Dus toch maar even aanmelden?
Ja, maar die overbelaste teststraten dan? Ik wilde de zorg niet nog meer belasten voor een simpel snotneusje. Dus toch maar niet gaan? Maar stel dat? En het advies is toch: testen, testen?
Met de gedachte: ik doe het niet voor mezelf, meldde ik me aan. Op woensdagmiddag kon ik terecht. In Apeldoorn.
Het was allemaal ongelooflijk goed geregeld. Wat fijn dat ik in Nederland woon, dacht ik. Met de auto de teststraat door. Ik moest heel even wachten in een rij en ik leunde voorover op mijn stuur waardoor de claxon keihard afging.
Ik schrok me rot. De mensen voor me keken geƫrgerd om: wat was dat voor asociaal die zelfs niet heel even kon wachten?
Ik riep hard sorry, maar ik denk niet dat iemand me hoorde. Gelukkig kon ik me wel verontschuldigen bij de verpleegkundigen. Ze moesten erom lachen en staken zeer behendig en snel de wattenstokjes in mijn neus en mond. Ik mocht weer naar huis.
Een krappe dag later kreeg ik de uitslag: negatief.
Ik was veel opgeluchter dan ik van te voren had gedacht. Daardoor had ik even het idee dat het over was. Echt over. Dat er helemaal geen corona meer was.
Maar ik mocht/moest dus weer boodschappen doen. En in de supermarkt stond de desinfecteerfles nog pontificaal bij de ingang. Een paar mensen liepen rond met een mondkapje.
Nee, het is nog niet over.